In dit verhaal, geheel op rijm
Vertel ik jou mijn groot geheim:
Hoe blijft mijn lijf zo fit en krachtig,
Ook al ben ik 480?
Let wel; dubbel, maar niet zinnig zijn mijn zinnen,
Dus ga nu in alle rust beginnen.
Ik heb soms van die dagen,
Waarop ik mezelf niet kan verdragen.
Dan voel ik mij echt niet top,
En krijg ik de kriebels op mijn kop.
Dan jeuken mijn handen,
En groeit er haar op mijn tanden.
Dan zit er een luis in mijn pels,
En dat gekietel, dat is hels.
Dan komt mijn baard uit mijn oren,
En zit mijn neus niet van voren.
Dan kletsen de oren van mijn kop,
En heeft mijn lever weer wat op.
Dan valt mijn oog op de grond,
En vliegen dode vogels in mijn mond.
Dan slaat mijn vervelende klier aan het druipen,
En voel ik de beestjes weer kruipen.
Dan jaagt mijn hart op schoppen,
En lijkt niet meer te kloppen.
Dan jagen de stuipen op mijn lijf,
En vragen de Pieten waar ik toch blijf.
Dan snijdt mijn tongriem niet meer goed,
En schuimen mijn kaken van overvloed.
Dan kliert mijn schild,
En wordt mijn vlees wild.
Dan is mijn stoelgang niet te stillen,
En zit er koek op mijn billen.
Dan klinkt mijn wind hard en hoog,
En houd ik mijn hemd niet meer droog.
Dan is mijn achterdeel, naar bekend,
Het minst zuivere instrument.
Dan hebben mijn ballen verstand,
En maak ik mijn tabbert van kant.
Dan staart mijn navel naar beneden,
En denkt treurig aan een lang verleden.
Dan staat mijn staf niet meer straf,
En ben ik weer terug bij af.
Dan kweekt er kaas tussen mijn tenen,
En schommelt mijn schimmel tussen mijn benen.
Dan word ik mij langzaam bewust,
Dat ik wel weer een borrel lust.
Je begrijpt, dat zijn van die dagen,
Die mij niet kunnen behagen.
Zulke dagen bied ik het hoofd,
Met een middel, God zij geloofd.
Want, liefst start ik iedere dag,
Met een stralende glimlach,
En grijp iedere kans,
Te zorgen dat ik glim en glans,
Met de wangen in appelkleuren,
Riekend naar bloesemgeuren.
Mijn huid tintelfris en strak,
En mijn haute-coiffure in de lak.
Eerst goed in de spiegel gekeken,
En dan mijn baard glad gestreken.
Vrolijk staat mijn gezicht,
Zelfs mijn ogen stralen licht.
Dan dans ik vol energie,
Van hoelahoep en 1-2-3.
Mijn geheim om dat de bereiken,
Wil ik ook jou aanreiken.
Want, ' t is geen komedie,
Ik ken de perfecte remedie.
Nodig heb je het natuurlijk niet,
"Maar je vindt het vast lekker," zei Piet.
Zo'n glashelder hoofd,
Is wat de Sint je belooft.
Met mijn bisschoppelijke zegen,
En deze middeltjes, kun je er weer tegen.
En dat vind ik als goede vriend,
Heb je dit jaar echt verdiend!
Veel liefs van Sint en de Pieten.
Waardering: 6.28 met 72 uitgebrachte stemmen
Dit gedicht is ingezonden door Rob
Volgende gedicht: Sommige mensen zijn niet aardig
Vorige gedicht: Sint opgepakt
Terug naar de lijst met ingezonden gedichten
Sinterklaasgedichten zoeken op trefwoord