In november en december gaat elke ochtend om half 6 mijn wekker af,
En elke ochtend weer is het voor mij een straf.
Daar waar ik de rest van het jaar lekker met mijn blote kont lig in het zand,
Lekker in het zonnetje, met het geruis van de branding op het strand,
Daar zit ik nu op een wit gammel paard,
Met een rood tafelkleed om me heen en een aangeplakte baard.
Een soort van emmer op mijn kop,
En in mijn hand een nepgouden gekrulde stok.
Daarnaast verwacht men telkens weer dat ik met mijn paard klim op alle daken,
Ik ben altijd blij als mijn beide voeten de vaste grond weer raken.
Denken ze dat ik in een circus werk of zo?
En maar zeuren: "Ik wil wel een mooi cadeau."
Laatst dan, toen kwam de regen met bakken uit de lucht,
Ik stond net achter mijn paard en die liet me toch een ruft.
Lijkwit met een groene gloed over mijn gezicht van misselijkheid,
Schold ik al mopperend mijn paard uit voor domme geit.
Ik hees mezelf op het paard,
Maar toen ik eenmaal zat, keek ik niet naar zijn kop maar naar zijn staart,
Ik keek naar achteren, hij keek mij al grijnzend aan,
En daarna liet hij de rest van zijn gassen gaan.
Die hoeveelheid gas gaf op dat moment zoveel licht,
Het leek wel een bliksemschicht.
Daarna? Tja, daarna ging bij mij het licht uit,
En was ik een week doof van het harde geluid.
"Au. Gloeiende, gloeiende. Hé Piet waarom sla je me op mijn kop?"
"Nou grijsaard, je moet eens ophouden met al je gemok."
Het was weer een van die bijdehante Pieten van mij,
Maar, oké, hij had wel een beetje gelijk.
Ik moet maar weer eens gaan,
Want ik wordt verwacht aan de Lindenlaan.
"Hé, Moriaantje geef me eens snel mijn boek."
Moriaantje was namelijk ook zo zwart als roet.
Daar hebben mijn Pieten zo'n pesthekel aan, als ik dat zeg,
Dan lopen ze altijd bij me weg.
Nou, dan pak ik mijn boek zelf wel,
Met mijn luie lijf gaat dat dan wel wat minder snel.
Mijn bril, mijn bril, waar is mijn bril?
Ja, die heb ik wel nodig als ik nog wat lezen wil.
Ah, kijk eens aan,
Ik zie hier de naam Sanne staan.
Marja, geef dit gedicht maar even aan haar,
Jij bent voorlopig even klaar.
Ik zie hier een foto van jou, Sanne, in mijn boek,
En lees hier ook over iets wat jij heel graag doet.
Jij vindt het leuk om cadeautjes in te pakken met inpakpapier.
Dat vinden mijn Pieten verschrikkelijk werk, dit geeft hen echt geen plezier,
Daarom wil ik jou vragen om met mij mee naar Spanje te gaan,
Dan krijg je van mij een mooi Zwarte Pieten pakje aan.
Dan heb ik er weer een Pietje bij,
En ben jij van school lekker vrij.
"Au! Gloeiende, gloeiende, wie slaat mij nu weer op mijn kop?"
Oeps, het is meester Jansen, hij is boos en schreeuwt: "Stop!"
Oké, oké, het is al goed.
Sanne, ik denk dat ik het toch zonder jou doen moet.
Blijf maar lekker thuis bij je knappe, lieve en mooie moeder en vader,
Misschien is het iets voor later.
Ik lees hier ook nog iets over je zus Lidewij,
Ik zie ook een foto van haar in het boek van mij.
Geef dit gedicht maar even door aan haar,
Ook jij bent voorlopig even klaar.
Hm, blond haar, dat is niet zo goed,
Maar ik zie dat ze toch het Atheneum doet.
Dat verhaal over die blondjes klopt dus niet meer tot mijn spijt,
Dan zal het wel komen, omdat ze zoveel op haar vader lijkt.
Wat ziet mijn oog in mijn boek?
Ik zie, ik zie, ik zie, zie ik het goed?
Een dikke vette groene strontvlieg met de stront nog aan zijn poten.
Hij is bovenop de foto van Lidewij gekropen,
Ik tel tot drie,
1, eh, eh, hm, tellen kan ik niet,
100, schreeuwde ik toen maar heel hard,
En klapte het boek dicht met een smak.
Voorzichtig deed ik het boek weer open,
En wat ik toen zag kon ik niet geloven.
Ik schoot toen ik het zag,
Al rochelend spontaan in de lach.
Midden op het gezicht van Lidewij was de geplette strontvlieg,
Deze pagina sla ik voortaan wel over, ze is eigenlijk toch altijd lief.
Hé, dit keer geen slag aan mijn kop,
Het gaat de goede kant op.
De volgende bladzijde dan maar,
Met jou ben ik voorlopig ook wel klaar.
Lisa zie ik hier staan,
Reik haar dit gedicht dan maar even aan.
Lisa, Lisa, ook al weer zo'n blonde meid,
Geit, spijt, blijkt, slijpt, lijkt, bijt, vermijd, zeikt, glijd, verblijdt, flijmxprijslijstenglap.
Kaboem! Alleen mijn schoenen stonden nog op de plek van de ramp,
Zelf hing ik al rokend en zwart geblakerd boven in de lamp.
De rijmmachine was met een enorme klap uit elkaar gesprongen,
Ik kreunde, waarom ben ik toch ooit aan dit Sinterklaas gedoe begonnen?
Ik riep met mijn laatste kracht de Pieten bij mij:
"Pfarte Pfiet, pfloeiende, pfloeiende mijn pfanden zijn erpfuit,"
Toen de pestkoppen me zagen hangen, deden ze het licht ook nog aan en uit.
Ik zei tegen mijn Pieten dat Lisa nu maar mee naar Spanje moet,
Want schrijven en dichten kan ze namelijk heel erg goed,
Maar vlak nadat ik dit gezegd had,
Viel ik met de lamp en al op de grond met een harde smak.
Een grote vuurbal schoot door de ruimte heen,
En ik stond volledig onder stroom van top tot teen.
Uiteindelijk nadat een Piet de stroom eraf gehaald had,
Was ik net als hem, dus ook pikzwart.
Daar waar mijn mooie grijze haardos ooit danste op het ritme van de wind,
Ging ik nu kaal door het leven als de kale zwarte Sint.
"Gloeiende gloeilampen, nu is het genoeg," schreeuwde ik,
"Ik schrijf van mijn leven nooit meer een gedicht!"
Dus Lisa, laat dat Spanje maar even zitten,
Ik geloof dat ik nu eerst maar eens ga pitten.
"Mijn boek, mijn boek, waar is mijn boek?"
Daar lag het, smeulend in een hoek.
Ik strompelde er naar toe en over mijn zwarte wang rolde een grote traan,
De bladzijde van Marja lag bovenaan.
O ja, ik zou ook nog even iets tegen haar zeggen,
Dus Lisa, jij mag dit gedicht ook even wegleggen.
Als je het even weer aan Marja geven wil,
Dan zoek ik in de tussentijd even mijn bril.
Marja, ik had een heel mooi gedicht voor je willen schrijven,
En eigenlijk ook een voor al je meiden,
Maar zoals je ziet, heeft het een beetje tegengezeten,
En bovendien heb ik inmiddels ook mijn broek volgescheten.
Als het goed is hebben mijn Pieten hun werk goed gedaan,
En heb je nu een pakje voor je staan.
Ik zou zo zeggen: "Pak het maar snel uit!"
En heel raar, telkens als ik praat hoor ik een fluit.
Tot volgend jaar,
Hopelijk dan weer met wat meer haar.
Groetjes van Sint.
Waardering: 7.73 met 26 uitgebrachte stemmen
Dit gedicht is ingezonden door Jos
Volgende gedicht: Bankhangen is je favoriete bezigheid
Vorige gedicht: Het vak van garagehouder is vaak
Terug naar de lijst met ingezonden gedichten
Sinterklaasgedichten zoeken op trefwoord