“Ieder jaar wordt het weer wat erger,”
Mompelt Sint zacht in zijn baard.
“Die clown met z’n rendieren neemt het over,
Wat is Sinterklaas nog waard?”
Toevallig ving een nieuwe Piet,
Sints geweeklaag op en ging,
In volle vaart naar de vergaderzaal,
Waar hij een mededeling ophing.
Dit jaar moeten we iets doen aan Kerst!
Was te lezen in grote letters.
Het is tijd om op te treden,
Tegen al die Kerstmanketters!
Iedere Piet die dit zo eens las,
Vroeg zich af hoe dit op te lossen.
Want Sint zag het niet meer zitten,
Om met z’n paard op daken rond te hossen.
“Als wij de Kerstman nou eens vervangen?”
Riep de Pakpiet. “Een lumineus idee!
Op die manier kan onze beste Sint,
Als Kerstman voor zichzelf op goodwill-tournee!”
De Sint was hier best voor te porren,
En verruilde zijn staf en tabberd voor pak,
En slee met rendieren (nou ja, als je goed kijkt,
Zie je dat het Pieten zijn in rendierpak).
Al snel verspreidde zich het woord,
Dat de Kerstman ophield met zijn taak,
En dat hij een ieder Sinterklaas adviseerde,
Als goede vervanger voor zijn zaak.
Maar de elfen, klein en slim,
Hadden het zaakje al snel door.
Ze bereidden samen met de Kerstman
Een grote tegenactie voor.
Zo kwam het, dat de mensen nu,
Elke avond, tot aan Sinterklaas,
Zowel een Sint als een Kerstman zagen
Die elkaar ophemelden, hoe dwaas!
De rendieren waren de dupe nu,
Want de KerstSint gebruikte Zwarte Pieten,
En de Sintman, gestoken in een tabberd,
Liet elfen folders in schoorstenen gieten.
Rudolf riep: “Wij zijn het zat!
Het is tijd dat wij aan de macht gaan komen!
Weg met de Kerstman en weg met de Sint!
Tijd voor het waarmaken van onze dromen!”
Dus daar gingen Donner en Blitzen op pad,
Om alle elfen gevangen te nemen.
Dasher en Dancer kaapten de slee,
Zodat de KerstSint die niet meer kon claimen.
Prancer en Vixen zochten de Pieten,
Om hen uit die stomme pakken te slaan.
En als laatste zouden Comet en Cupid,
Achter de valse Sintman aan gaan.
Rudolf tenslotte, het brein achter alles,
Zette een val voor die foute KerstSint.
Want hoewel hij geen staf en geen mijter droeg,
Is er één ding dat hij onweerstaanbaar vindt.
Een goed kind belonen is immers zijn taak,
(nou ja, de Kerstman doet hetzelfde altijd),
Dus zette Rudolf het allerbraafste kind,
In een kooi, terwijl hij de val voorbereidt.
Maar Rudolf, ondanks zijn rode neus,
Ziet de dingen niet altijd even best.
Zie je: zowel de Kerstman als Sint,
Houden niet van iemand die een braaf kind pest.
Zo snel als zij de val in de gaten hadden,
Sloegen zij hun handen ineen.
“Dit kan zo toch niet!” riep de Sint verontwaardigd.
“Waar gaat het in deze wereld toch heen?”
“Zo is het maar net, Sint, ouwe gabber,”
Zei de Kerstman en gaf hem zijn spullen terug.
“Kom op! We gaan Rudolf een lesje leren!”
Riep hij en ze rechtten beiden hun rug.
Rudolf, zich van ’t komend kwaad niet bewust,
Zat zich met een spelletje te vermaken.
Tot hij een aanstormende donder hoorde,
En de Kerstman en Sint door de muur heen braken.
“Jij hebt dit veroorzaakt! Jij bent het brein!”
Riepen zij woedend uit, tezamen.
“Jij hing dat briefje op in de zaal!”
“Jij hielp de elfen het plan te beramen!”
“Dat is correct,” zei Rudolf rustig,
“Het was aldoor mijn plan inderdaad
Om jullie voor altijd aan de kant te zetten,
Wij hebben jullie vete altijd al gehaat!
Ziehier de elfen en de Pieten!
Allemaal in een kooi bij elkaar!
Het is tijd om hier een einde aan te maken,
Het is tijd voor rendierdag volgend jaar!”
Plots waren de Kerstman en Sint omringd,
Door rendieren in zwart leren pakken.
Maar die twee waren niet voor een kleintje vervaard,
En ze staken hun handen in hun zakken.
“Hiii-YAAA!” riep Sint en in zijn hand,
Had hij zijn uitschuifbare Sinter-staf.
Met een zwaai en een draai sloeg hij zo,
Drie van die rendieren van zich af.
“Ooo-WAAA!” riep de Kerstman en ziedaar,
In zijn handen hield hij nunchuk-stokken,
Vervaardigd van het hardste glazuur,
Waardoor die rendieren toch wel stevig schrokken.
“Val aan!” brulde Rudolf en een chaos brak uit,
Want die oude mannen wisten van wanten.
Sint sloeg met zijn staf, de Kerstman met zijn stokken,
De valse rendieren vlogen naar alle kanten.
De rook trok op en daar stonden, trots,
Sint en de Kerstman op een berg bruin bont.
Rudolf ging over zijn toeren en vluchtte,
Maar raad eens wie hij in de gang daar vond?
De elfen waren, samen met de Pieten,
Allang ontsnapt uit hun stevige kooi.
Ze hadden nu samen de boosdoener te pakken.
Iedereen werkte samen, is dat niet mooi?
Vanaf dat moment werkten ze samen,
De Kerstman geeft ieder jaar Sint nu ruim baan.
En na 5 december geniet Sint van zijn rust,
Zodat de Kerstman rustig zijn gang kan gaan.
Helaas is het zo dat veel winkeliers,
Het grote bestand niet in ere houden.
Pas dus maar op! Voor je het weet,
Zullen Ninja-Sint en Kerstman stevig huis houden!
Waardering: 6.19 met 85 uitgebrachte stemmen
Dit gedicht is ingezonden door Diana
Volgende gedicht: Allerbeste Niek
Vorige gedicht: Pakjesavond is een van de vele traditionele momenten
Terug naar de lijst met ingezonden gedichten
Sinterklaasgedichten zoeken op trefwoord