Ik zit maar stil voor me uit te staren,
De handen op het hoofd,
Steeds woelend in de piekerige haren.
Sta op en tuur door het stoffig raam,
Daar ver beneden zie ik massa's mensen staan.
Zouden ze ergens op wachten?
In ieder geval niet op mij...
Ik pieker, maar weet het niet meer,
En de eenzaamheid bij het zien van al die mensen,
Wordt alleen maar groter, doet me zeer.
Ongemerkt valt er een traan,
Nee, niet huilen nu,
Het zal wel meerderen zo vergaan.
Wat doe je eraan, je bent oud en hoort er niet meer bij.
Dan wordt er plotseling op de deur geslagen,
Geschrokken en tegelijk nieuwsgierig sta ik op,
Zal ik het wagen?
Het is al zo lang geleden...
Zo stil, zo eenzaam, afgeleefd,
Is er dan toch iemand die om me geeft?
Voorzichtig open ik de deur.
Warempel, dit had ik niet verwacht,
Daar staat de Sint, in vol ornaat
Met z'n Pietenmacht,
En z'n grote witte paard!
Hij spreekt plechtig, vriendelijk:
"Ik ben er niet alleen voor de kinderen in dit land."
Maar Sint wil graag iedereen een hart onder de riem steken..."
Meer had hij de eenzaamheid van een oude eenzame niet kunnen breken.
Waardering: 6.4 met 5 uitgebrachte stemmen
Dit gedicht is ingezonden door Gerinda
Volgende gedicht: Dochter van elf jaar
Vorige gedicht: De Sint zat op zijn fraaie balkon
Terug naar de lijst met ingezonden gedichten
Sinterklaasgedichten zoeken op trefwoord